Veel traumachirurgen werken in één van de elf traumacentra van ons land, waar vooral de slachtoffers van de ernstigere ongevallen terechtkomen. Maar verreweg de meeste traumachirurgen zijn werkzaam in een perifeer ziekenhuis, waar vele slachtoffers van relatief kleinere ongevallen worden behandeld. Elvira Flikweert is er zo een, ze werkt in het Deventer Ziekenhuis. Hoe ziet een doorsnee dag er voor haar uit? Ze vertelt er openhartig over.
07.30 uur – overdracht
Om kwart over zeven zit ik op de fiets naar het ziekenhuis. Als ik zo vroeg begin, brengt mijn man onze dochters naar de basisschool, we wisselen elkaar een beetje af. Tijdens de overdracht horen we welke patiënten de nacht ervoor zijn opgenomen, of er problemen met patiënten zijn geweest die al langer in het ziekenhuis liggen en welke operaties er gedaan zijn. In Deventer zijn er twee traumachirurgen, die nauw samenwerken met de orthopedische chirurgen. We zitten in één team, dat werkt heel goed.
08.00 uur – bespreking op de Eerste Hulp
Samen met de radioloog en eerstehulparts bekijk ik röntgenfoto’s. Vrijwel bij elk trauma, vooral bij een vermoeden van een botbreuk, worden er foto’s gemaakt. Tijdens de bespreking lezen we de patiëntendossiers door, kijken we of de diagnoses kloppen en of de behandelingen die ingezet zijn, de juiste blijken.
08.30 uur – bezoek aan de afdeling
Ik ga rond deze tijd altijd naar de afdeling waar de traumapatiënten liggen. Als traumachirurg ben je de hoofdbehandelaar van deze patiënten. We lopen vaak met de zaalarts mee en bekijken de probleemgevallen. Zoals je merkt, werk je als traumachirurg heel veel samen met andere artsen.
09.00 uur – spreekuur op de polikliniek
Ondanks het feit dat het een spreekuur heet, duurt het spreekuur vaak meerdere uren. We zien op een gemiddeld spreekuur allerlei patiënten met verschillende problemen. Tegelijkertijd blijven we supervisor voor de Eerste Hulp, dus het kan zijn dat we het spreekuur voor een spoedgeval moeten onderbreken. We zien patiënten van jong tot oud, dat vind ik leuk aan de traumachirurgie. Het gaat vaak om zogeheten monoletsels, zoals gebroken polsen, enkels, sleutelbenen en heupen. Hier in Deventer zien we gemiddeld veel meer patiënten met sleutelbeenbreuken dan in de rest van Nederland, want er wordt hier in de omgeving veel op de racefiets en mountainbike gereden.
Bijna alle patiënten op het spreekuur zijn in eerste instantie al op de Eerste Hulp geweest, waar de diagnose is gesteld en waar de eerste behandeling heeft plaatsgevonden, zoals bijvoorbeeld het krijgen van een gipsverband. Het zal je misschien verbazen, maar veel traumaletsels behandelen we zonder operatie. Wel of niet opereren is vaak ook afhankelijk van wat de patiënt zelf wil. Hij of zij heeft daar een grote stem in, dat weet niet iedereen. Bij een sleutelbeenbreuk bijvoorbeeld, bespreken we met een patiënt wat de voor- en nadelen van een operatie zijn. Een 20-jarige bouwvakker zullen we eerder richting operatie ‘sturen’, dan een 60-jarige bankzitter. Maar als bij een patiënt een gewricht niet goed staat, dan is opereren vaak wel echt noodzakelijk, hetzelfde geldt voor bijna alle heupenfracturen. De trend is: kritisch zijn en niet alles opereren. Vroeger opereerden we bijvoorbeeld een afgescheurde achillespees altijd, maar nu dat dit niet perse beter blijkt, gebeurt dat nog in ongeveer in de helft van de gevallen.
Aan het eind van de ochtend is er regelmatig ook nog een overleg met andere specialisten, zoals de geriater. Veel oudere mensen krijgen heupfracturen. Bij dat soort fracturen speelt er vaak meer. Dan kijken we wat er verder met zo iemand moet gebeuren om te voorkomen dat het van kwaad tot erger wordt. Tegen het middaguur sluiten we het ochtendprogramma af met een telefonisch spreekuur.
13.00 uur – de hele middag opereren
Wat we opereren, is uiteraard afhankelijk van het soort letsels dat we binnenkrijgen. Die variatie in ons werk, is erg prettig. Afgelopen vrijdag heb ik bijvoorbeeld een gebroken sleutelbeen van een jonge patiënt geopereerd. Hij was van de mountainbike gevallen. Bij hem hebben we een plaatje over de gebroken botdelen gezet. Zo’n operatie kost me ongeveer een uur en tegelijkertijd leid ik een assistent op die zelf ook traumachirurg wil worden.
Daarna heb ik een vrouw geopereerd die vijf jaar geleden al eens een arm had gebroken en een plaat had gekregen. Nu had ze een auto-ongeluk gehad en op dezelfde plek een nieuwe breuk opgelopen. We hebben er daarom een veel grotere plaat op moeten zetten. Dat moest met een zogeheten open operatie, waarbij de plek van de breuk via een lange snee, helemaal open wordt gelegd. Steeds meer operaties gaan echter minimaal invasief: via kleinere sneetjes die in het lichaam worden gemaakt. Een gebroken pols moet meestal helemaal worden opengelegd, maar bijvoorbeeld bij een beenbreuk kunnen we het bot vaak met een pen opereren. Die wordt met geavanceerde operatiematerialen, via een veel kleinere opening, ingebracht. Het hangt erg van het type breuk en de plaats van de breuk af, of je de operatie met een plaat of een pen kunt doen.
16.15 uur – overdracht
We bespreken nu binnen onze vakgroep de operaties van de volgende dag en de opnames en problemen van de dag.
17.15 – dienst
Minimaal een keer per week hebben we een 24-uurs dienst en één keer per maand hebben we weekenddienst. Afgelopen vrijdagavond begon mijn weekenddienst. Ik kreeg eerst een patiënt met een gebroken heup die ik moest opereren. Daarna kwam er een meneer binnen die met z’n vingers tussen een machine had gezeten. Hij had allerlei open wonden en er zaten ook brandwonden bij, omdat de machine waarin de vingers vast hadden gezeten, heet was geweest. Er lagen ook een aantal gewrichten bloot. De wonden moesten operatief goed schoongemaakt worden. waarna ze gehecht konden worden. Aan het eind van de avond heb ik overigens ook nog twee patiënten met een blinde darmontsteking geopereerd. Dat is niet speciaal een traumachirurgische ingreep, maar traumachirurgen doen vaak ook algemeen chirurgische operaties.
0.30 uur – naar huis
Ik vind het lekker om na zo’n lange dag in het ziekenhuis, met een flink tempo naar huis te fietsen. Dan is het hoofd snel weer helemaal leeg en slaap je beter. Ik ben traumachirurg geworden omdat je er mensen mee kunt helpen. Ik ben vrij praktisch en pragmatisch ingesteld. Toch ben ook ik gewoon een mens en een teveel aan stress ligt altijd op de loer. Wat bij mij daar goed tegen helpt, is muziek op de operatiekamer. Dan lopen operaties makkelijker, maar de patiënt moet daar overigens geen last van hebben. Iedereen moet zich er prettig bij voelen. Ik ben op de operatiekamer altijd heel ontspannen, maar dat komt ook doordat ik inmiddels redelijk wat ervaring heb. Van de meeste operaties word je niet zo zenuwachtig meer. Als vervolgens de sfeer in het team ook nog goed is, ben ik een tevreden mens.